leestechniek
Klas 1 Klankzuivere tijdvak
Aanleren letters
In klas 1 in het klankzuivere tijdvak leren de kinderen alle letters aan. Klankzuiver wil zeggen dat er sprake is van een eenduidige teken-klankkoppeling en klank-tekenkoppeling. Elke letter wordt expliciet aangeleerd, waarbij altijd de klanknaam wordt gebruikt en niet de alfabetnaam. Als motorische ondersteuning wordt ook een bijbehorend klankgebaar aangeleerd. Ook wordt de kinderen direct geleerd hoe zij de letter moeten schrijven. De letters worden geordend in lange klanken, korte klanken, tweetekenklanken en medeklinkers. Deze ordening komt later bij het lezen en spellen van langere woorden goed van pas.
Kinderen moeten kleine verschillen tussen letters goed kunnen waarnemen om de juiste klank aan het juiste teken te koppelen. Daarom wordt bij het aanleren van een nieuwe letter een visuele discriminatieoefening gedaan.
Woorden lezen
De leerkracht schrijft wekelijks nieuwe bordrijwoorden op, die de hele week op het bord blijven staan, zodat er ook tussendoor mee geoefend kan worden. Ook heeft elk kind een woordrijboekje, waarmee tijdens de instructieles wordt geoefend. Als ondersteuning voor het leren lezen van klankzuivere woorden, wordt geoefend met auditieve synthese. Het gaat hierbij om het in goede volgorde kunnen samenvoegen van klanken. De leerkracht biedt ‘zingend’ woorden aan, dat wil zeggen met verlengde klankwaarde (bijv. rrrrrrrroooossssss), de kinderen zeggen vervolgens het woord (roos). Het zingend lezen wordt vervolgens ook toegepast bij het lezen van de bordrijwoorden en de woorden uit het woordrijboekje. Zodra een kind via de directe woordherkenning kan lezen, hoeft het de zingende aanpak niet meer te hanteren. De kinderen wijzen tijdens het lezen bij met hun vinger of een bijwijskaartje.
Pictoverhaaltjes
Een basisprincipe bij zlkls is dat kinderen geen woorden lezen waar letters in voorkomen die ze nog niet aangeboden hebben gekregen. Om toch vanaf de eerste week in de eerste klas betekenisvol leesmateriaal te hebben, worden pictoverhaaltjes gebruikt. Het zijn verhaaltjes voor de eerste negen weken (Schraven, 2013). Pictoverhaaltjes zijn talige, correcte boodschappen die in deze fase toch gelezen kunnen worden. Alle woorden met letters die nog niet gekend zijn worden vervangen door een tekeningetje. De éénlettergrepige klankzuivere woorden die wel al gelezen kunnen worden, worden als woord aangeboden. De leerkracht bedenkt een tekst, schrijft op het bord of op een papier een bericht en de kinderen kunnen alles ‘lezen’. Leerkracht en kinderen kunnen ook samen verhalen schrijven waarbij het schrijfniveau niet belemmerend is voor het resultaat. Het principe is ontleend aan Picto (Paulussen-van Vugt) en Zeggen wat je ziet (De Wit-Gosker, 1989).
Klas 1 Niet-klankzuivere tijdvak
Leescategorieën
In de tweede helft van klas 1, het niet-klankzuivere tijdvak, is niet langer sprake van een eenduidige teken-klankkoppeling. De kinderen hebben dan expliciete instructie nodig hoe ze de woorden goed kunnen decoderen. De woorden worden geordend op basis van een gemeenschappelijk kenmerk (categorie) en de kinderen leren hoe zij dit soort woorden moeten lezen. Elke nieuwe categorie wordt eerst besproken en daarna geïsoleerd ingeoefend met behulp van woordrijen (bordrijen, woordrijboekje). Het lezen van woordrijen is de voorbereiding op het lezen van teksten en boeken.
Bijzondere aandacht gaat uit naar de klankgroepwoorden. De kinderen worden in de tweede helft van klas 1 stap voor stap vertrouwd gemaakt met het ontsleutelen van meerlettergrepige woorden. Zij maken hierbij gebruik van de klankgroepenstrategie. Het modelgedrag van de leerkracht is ook hier weer erg belangrijk: de leerkracht leest de woorden overdreven duidelijk in afzonderlijke klankgroepen. Als motorische ondersteuning wordt bij elke klankgroep geklapt. Hierbij wordt gebruikgemaakt van het ritmisch-muzikale geheugen. Ook worden gebaren gemaakt bij het bepalen van de laatste klank van de klankgroep. De klankgroepenkaart biedt daarnaast visuele ondersteuning.
Klas 2 en 3
Ook in klas 2 en 3 blijft expliciete instructie bij het technisch lezen belangrijk. Wekelijks wordt een nieuwe categorie ingeoefend. Ook hier wordt gebruikgemaakt van bordrijwoorden en leesbladen met woordrijen en teksten. Het navragen van de categorie is een hulpmiddel om de kinderen vertrouwd te maken met de ordening van de woorden. Bij spelling leren zij later de bijbehorende regel.
In langere woorden zullen vaak meerdere categorieën voorkomen. Aan het eind van klas 3 zullen alle leescategorieën behandeld zijn. Vanaf dat moment gaat het vooral om het automatiseren van de technische leesvaardigheid. Veel oefenen blijft dus belangrijk, met woorden, teksten en boeken in allerlei genres. Vooral ook hardop, met aandacht voor intonatie en interpunctie. Technische leesvaardigheid is het gereedschap om toegang te krijgen tot de rijke literaire wereld!
Leestempo
Instructie en herhaling zijn de basisingrediënten van goed leesonderwijs. Het derde belangrijke onderdeel is het leren tempo maken. Het vlot, vloeiend en in één keer kunnen lezen, maakt je een goede lezer. Het racelezen is daarbij een hulpmiddel. Het gaat hierbij om het lezen van woordrijen binnen een bepaalde tijd. Er kan met racelezen gestart worden aan het eind van het klankzuivere tijdvak. Bij het racelezen wordt gebruikgemaakt van woordrijen met woorden die ongeveer een maand eerder zijn behandeld. Doel van deze oefening is niet het tempo, maar het automatiseren. Dat kan pas wanneer er een goede basis is (dus woorden die al eerder zijn geoefend). Voorkomen moet worden dat kinderen onder tijdsdruk een radende aanpak gaan hanteren.
De leerkracht houdt per leerling de vorderingen bij, niet alleen het aantal gelezen woorden, maar ook het aantal fouten. De kinderen kunnen hun scores ook zelf op een scoreblad bijhouden en zo zien dat herhaald oefenen leidt tot een hogere score.
Aan het eind van klas 3/begin klas 4 zijn alle leescategorieën behandeld. In de hogere klassen volstaat het in blokken opfrissen van het technisch lezen en het racelezen voor het automatiseren van losse woorden.
Het is belangrijk om de lessen technisch lezen enthousiast en met vaart, strak georganiseerd vorm te geven. Er gaat anders te veel tijd in zitten. Het is niet de bedoeling om tijdens het lezen van woordrijtjes uitgebreid aandacht te besteden aan de betekenis van woorden. Daarmee wordt het doel van de les, in één keer tempo maken bij het lezen van woorden zonder context, ondergraven. Vanzelfsprekend kan het materiaal dat gebruikt wordt voor het racelezen op een ander moment wel gebruikt worden om de woordenschat uit te breiden.
Motivatie
Leesmotivatie en leesplezier zijn belangrijke voorwaarden voor leren lezen. Houden van boeken, van teksten, van taal, is de grootste motivatie om de leesvaardigheid onder de knie te krijgen.
Voor de zwakke lezers is het enorm belangrijk dat zij hun motivatie behouden om te blijven oefenen om zoveel mogelijk leeskilometers te maken. De klassenbibliotheek is een onmisbare bron voor goed en aantrekkelijk leesmateriaal. Leerlingen moeten gemakkelijk toegang hebben tot een ruim aanbod van interessante teksten, boeken en genres. Het is belangrijk dat zij zelf kunnen kiezen wat ze graag willen lezen. Sommige kinderen hebben hierbij hulp nodig. De leerkracht speelt hierbij een belangrijke rol. De leerkracht fungeert als voorbeeld als het gaat om het stimuleren van leesplezier en motivatie. Als rolmodel kan hij zijn enthousiasme voor lezen overbrengen op de leerlingen en zorgen voor een koppeling naar literair beleven.
Peer tutoring
Variatie in oefenvormen is ook bevorderlijk voor het behouden van motivatie. Peer tutoring heeft doorgaans een positieve invloed op de motivatie, omdat zwakke lezers (tutees) het fijn vinden om met een andere leerling (tutor) samen te werken. Hierdoor neemt de taakgerichte leestijd en leesmotivatie toe. Het is wel belangrijk dat de tutors goed voorbereid te werk gaan en er goede klik is tussen tutee en tutor. Een zwakke lezer uit een hogere klas kan fungeren als tutor voor een leerling uit een lagere klas, wat vaak een positief effect heeft op het zelfvertrouwen.
Andere werkvormen
• Duolezen met samenleesboeken werkt ook vaak enthousiasmerend. Diverse uitgeverijen hebben deze boeken in hun bestand, waarin kinderen met een ongelijk leesniveau samen een (vervolg)verhaal kunnen lezen.
• Theaterlezen, hierbij leest een groepje leerlingen voor en de rest luistert. De tekst is een kindertoneelstukje of dialoog uit een boek. De lezers lezen hun rol, die ze van te voren geoefend hebben.
• Vriendjeslezen, waarbij kinderen in homogene of heterogene groepjes teksten lezen om vervolgens met elkaar ook over de inhoud van de teksten te praten. Het is een integratieve vorm van technisch en begrijpend lezen. Er wordt in coöperatieve werkvormen met elkaar gediscussieerd over de inhoud van de teksten.
• Voorlezen aan jongere kinderen.
• In gesprek gaan met kinderen over hun lievelingsboeken. Veranderen die per jaar? Wat was je lievelingsboek toen je een kleuter was? Wat is nu je lievelingsboek?
• ERIC-time: Everybody Reads In Classroom. Het is een moment waarop alle leerlingen, maar ook de leerkracht stillezen.