begrijpend leesstrategieën

(Illustratie overzicht begrijpend leesstrategieën invoegen)


We maken onderscheid tussen aanpakstrategieën (je bepaalt dan hoe je een tekst gaat lezen) en leesstrategieën die je voor, tijdens en na het lezen kunt inzetten (om de inhoud van de tekst te kunnen begrijpen).

Aanpakstrategieën
Er zijn verschillende manieren van lezen:
• Je kunt een tekst zoekend lezen:
Je schiet met je ogen over het papier omdat je iets specifieks zoekt, je let op de dikgedrukte of schuin gedrukte stukjes, leest de koppen, maar neemt de tekst niet echt in je op, tot je hebt gevonden wat je zocht. (bijvoorbeeld telefoonboek, encyclopedie)
• Je kunt een tekst globaal lezen:
Je leest een tekst lekker door, niet met de bedoeling om te bijvoorbeeld exact te onthouden wat er staat, maar meer om de inhoud tot je te nemen. Je zou kunnen zeggen dat je leest met een halfbewuste instelling.
• Je kunt een tekst nauwkeurig lezen:
Je leest een tekst intensief. Je wilt precies weten wat er staat. Je probeert echt alles te begrijpen en spant je daarvoor in.
• Je kunt een tekst studerend lezen:
Je probeert om te onthouden wat er in staat. Maakt misschien aantekeningen, of een schema. Je vormt je een oordeel over de tekst.

De keuze voor een bepaalde aanpak, hangt samen met de tekstsoort. Zie paragraaf 5 voor een overzicht van tekstsoorten die aan bod komen. De aanpakstrategieën worden regelmatig onder de aandacht gebracht, maar komen niet elke begrijpend leesles expliciet aan de orde. Wanneer met verschillende tekstsoorten geoefend wordt, zal de leerling zelf ervaren welke aanpak in welke situatie efficiënt is.

Leesstrategieën voor, tijdens en na het lezen
Bij deze strategieën gaat het om acties die de lezer kan ondernemen om toegang tot de inhoud van de tekst te krijgen. We bieden de volgende leesstrategieën aan:
Voorspellen
De kinderen bedenken vooraf waar de tekst over zal gaan, op basis van de titel, de achterflap, illustraties, cursief en dikgedrukte woorden. Tijdens het lezen kunnen ze voorspellingen doen over het verdere verloop van het verhaal.
Voorkennis activeren
Kinderen worden geprikkeld om te bedenken wat ze allemaal al weten over het onderwerp. De leerkracht geeft aan waar de tekst over zal gaan en er volgt een ‘opwarmronde’ waarin iedereen al enthousiast of nieuwsgierig wordt, voordat de tekst gelezen wordt. Er wordt een relatie gelegd met eigen ervaringen.
Monitoren: begrijp ik wat ik lees?
Kinderen vragen zich af of ze nog begrijpen wat ze lezen. Ze leren om niet te blokkeren of te stoppen met lezen wanneer ze een woord of zin niet begrijpen. Onder monitoren valt ook het verifiëren van de eerder gedane voorspellingen: klopt de inhoud van het boek met het beeld dat ze kregen toen ze de titel lazen, de omslag bekeken of de achterflap lazen?
Visualiseren: Dit zie ik vóór me (klas 3-4), Schema maken (klas 5-6)
Kinderen kunnen een tekening maken van een beeldende scène uit het verhaal. Betekenisrelaties kunnen door middel van een woordveld of schema worden weergegeven.
Woorden leren uit het verhaal: Ik denk dat dit woord … betekent
Door een stukje terug of juist vooruit te lezen leren de kinderen om de betekenis van woorden die ze nog niet kennen af te leiden uit de tekst.
Vragen stellen: Ik vraag me af …
De kinderen kunnen verschillende typen vragen stellen tijdens het lezen van de tekst. Naast de wie, wat, waar, waarom, wanneer en hoe vragen kunnen ze ook zoeken naar verbanden tussen zinnen of alinea’s. Verwijswoorden en signaalwoorden kunnen de lezer helpen om deze verbanden te leggen.
Hoofdgedachte (bedoeling, moraal)
De kinderen leren om in één zin op te schrijven waar de tekst, paragraaf of alinea over gaat. Ze kunnen kort en bondig weergeven welke boodschap de schrijver met de tekst wil overbrengen.
Samenvatten
De kinderen leren om te bepalen wat belangrijk is in de tekst en wat weggelaten kan worden. Welke informatie hoeft niet letterlijk te worden onthouden, maar kan worden verzameld in één begrip?
Mijn mening
De kinderen formuleren hun mening over de inhoud van de tekst of over één of meer hoofdpersonen.