Schrijvers doorlopen vijf fasen wanneer ze teksten schrijven: ze bereiden het schrijven voor en worden enthousiast, ze bepalen het onderwerp en bakenen af, ze gaan schrijven, teruglezen en herschrijven en ze maken uiteindelijk de tekst op voor de lezers van hun tekst. Kennis van deze aanpak, die typerend is voor het procesgericht schrijfonderwijs, helpt de leerkracht de lessen vorm te geven. Zo wordt bijvoorbeeld voorkomen dat kinderen (of hun leerkrachten!) in de fase van bedenken, die helemaal aan het begin van het proces plaatsvindt, al teveel bezig zijn met de eindfase, zoals die van de spelling.
In fase 1, de oriëntatiefase, wordt een voedingsbodem gelegd voor de te schrijven tekst. Kinderen en leerkracht bereiden de schrijfopdracht voor en verkennen deze. Ze kunnen bijvoorbeeld een voorbeeldtekst bestuderen op tekstkenmerken, de tekst plannen, nadenken over het doel van hun tekst en bedenken voor welk publiek ze gaan schrijven. Kinderen verkennen het onderwerp en vinden stof erbij en ordenen dat. Zowel aan proces als aan product wordt dus aandacht besteed.
Deze fase mondt uit in fase 2: de schrijfopdracht.
In deze fase wordt duidelijk voor iedereen wat er precies geschreven gaat worden. Hierbij is het voor de leerkracht belangrijk om de opdracht zo concreet mogelijk te maken. Een goede schrijfopdracht sluit aan bij de oriëntatiefase en maakt een onderscheid in productkenmerken (wat ga ik schrijven?) en proceskenmerken (hoe ga ik het schrijven?). Een goede schrijfopdracht wordt niet alleen auditief gegeven, maar is ook na te lezen of te zien. De leerkracht noemt doel en publiek geeft de tijd aan waarin de opdracht afgerond zou moeten zijn.
Wanneer de leerkracht precies aangeeft wat van de kinderen wordt verwacht, nemen deze gemakkelijker initiatief en neemt hun zelfvertrouwen toe.
Fase 3, het schrijven zelf, en fase 4, het reflecteren en nalezen van de tekst, gaan hand in hand. Kinderen schrijven, lezen hun tekst, stellen bij, lezen elkaar voor, veranderen misschien nog een beetje, tot het eindproduct in ruwe vorm af is. In deze fasen gaat het nog niet om spelling, ordening en een net handschrift. Het gaat erom dat de kinderen opschrijven wat ze willen zeggen. Voor het goed leren nabespreken en reflecteren op elkaars werk geeft de leerkracht regels en door voorbeeldgedrag worden ze aangeleerd.
Pas in fase 5, de redactiefase, gaan spelling, interpunctie, indeling in alinea’s en handschrift een belangrijke rol spelen. Zonder deze fase zouden we minder goed kunnen communiceren, omdat de lezer de tekst dan misschien niet goed zou kunnen ontsleutelen.
[afbeelding invoegen]
Grafische schema’s
Grafische schema’s zijn tekeningen van structuren die te gebruiken zijn om een tekst vóór het schrijven te ordenen. Het plaatje op de voorkant van dit
katern is een voorbeeld, evenals de tekening van het muurtje bij wijze van inhoudsopgave op pagina 3. Deze schema’s geven een beeld van de structuur en de opbouw van een tekst. In de oriëntatiefase bijvoorbeeld kunnen schema’s een goed hulpmiddel zijn voor kinderen en leerkrachten om gedachten
te ordenen, stofvinding te structureren en, voor de jongste schrijvers, om alvast een voorraadje woorden te verzamelen. Het kan een hulpmiddel zijn om eenwriter’s block te voorkomen. Gebruikmaken van schema’s is een (kunstzinnige) manier om het denken en doen met elkaar te verbinden.
Schrijven met peer response
Leren schrijven met peer response (leerlingcommentaar) is een procesgerichte aanpak voor het schrijfonderwijs. Schrijven met peer response betekent dat kinderen elkaar helpen bij het leren schrijven van teksten, door in fasen 3 en 4 van het schrijfproces commentaar te geven op elkaars teksten. Hierdoor neemt de betrokkenheid van de kinderen toe en wordt de kwaliteit van de teksten beter. Dit samenwerken heeft veel voordelen:
- Het is fijn om samen te werken. Kinderen zijngemotiveerder omdat ze samen kunnen werken, omdat ze zeker zijn van een ander publiek dan alleen de leerkracht en omdat de teksten ook op inhoud en zeggingskracht worden beoordeeld in plaats van alleen op criteria als spelling en correcte wijze van formuleren.
- Door directe feedback vanuit het perspectief vande lezer (de medeleerling) is het voor kinderen veel beter te begrijpen dat herschrijven een tekst verbetert in plaats van dat er ‘fouten’ moeten worden hersteld. Wanneer een kind hoort dat een tekstonderdeel niet begrepen wordt, is het voor de hand liggend om zich in te spannen dat wel helder op papier te krijgen.
- Het schrijfgedrag verandert door het krijgen vanfeedback op de inhoud van een tekst: het kind leert om tijdens het schrijven rekening te houden met de lezers, in plaats van te schrijven wat er in hem opkomt.
- Schrijvers en lezers ontwikkelen eengemeenschappelijke taal en leren taalbeschouwend naar taalkenmerken te kijken. Door het denken ontwikkelt de taal zich en daardoor ontwikkelt het denken zich verder. Hierover schreven we eerder (paragraafHet verband tussen denkontwikkeling en taalontwikkeling, pagina 9).
- Door zelf te schrijven en daarover te praten, lerenkinderen verschillende teksten, genres en vormen beter kennen.
- Het gevoel van competentie bij kinderen wordtversterkt door de samenwerking.
- Kinderen leren van elkaar. De leerkracht wordtontzien en is niet meer de enige lezer. Het scheelt de leerkracht bovendien in het correctiewerk.