dictees

Herhaling borgen
Dagelijks wordt een auditief dictee afgenomen als inoefenstrategie. Bij het auditief dictee schrijven de kinderen uit het hoofd letters, woorden en zinnen op die auditief worden aangeboden. Kinderen mogen niet afkijken van het letterbord (klas 1) of de bordrijtjes en bordteksten (alle klassen). De hakkaarten en categoriekaart mogen bij de dictees die worden afgenomen in de instructieles als visuele ondersteuning gebruikt worden, de klankgebaren als motorische ondersteuning. De inhoud van de dagelijkse dictees kan worden afgestemd op de periode of gebeurtenissen in de klas.

Voorafgaand aan het dictee vindt altijd een ‘warming up’ plaats. Deze bestaat in het klankzuivere tijdvak uit het oefenen van de auditieve analyse, vanaf het niet-klankzuivere tijdvak uit het kort opfrissen van de spellingcategorieën die al behandeld zijn. Dit gebeurt aan de hand van de categoriekaart. Hiervoor worden afwisselende en coöperatieve werkvormen gebruikt. In klas 1 wordt in het niet-klankzuivere tijdvak al mondeling geoefend met klankgroepwoorden, vanaf klas 2 worden deze ook in het oefenschrift geschreven.

Het dictee als werkvorm: een (rust)punt in de ochtend
Wanneer het dictee wordt gegeven kan het beste gebruik worden gemaakt van een vaste en rustige routine: de tafels zijn leeg de spullen liggen klaar, iedereen zit stil en luistert. De enige interactie is het herhalen van het woord (lagere klassen) of de zin (alle klassen). Er worden geen vragen gesteld, er wordt niet gesproken, de zin wordt slechts eenmaal gezegd en door de klas herhaald. Hierdoor worden denkprocessen van de individuele kinderen niet verstoord. De concentratie is groot. Het geheugen wordt sterker gemaakt. Het geeft vreugde en zelfvertrouwen wanneer een klas merkt dat na enige tijd iedereen in staat is om een complexe zin te kunnen onthouden. Het vormende principe is wilsversterkend.

Eerste klas
In het klankzuivere tijdvak bestaat het dictee uit zes letters, zes woorden en zodra het kan ook een zinnetje. De leerkracht noemt de letter, het woord of de zin één keer en de leerlingen herhalen hardop. Bij het aanbieden van de woorden, kunnen de kinderen het woord na het nazeggen hakken op de hakkaart, voordat zij het woord opschrijven. Na het nazeggen kunnen ook de klankgebaren gemaakt worden, de kinderen kunnen dan van hun hand afkijken hoe een letter geschreven moet worden.

Halverwege eerste klas – tweede klas
Vanaf het niet-klankzuivere tijdvak bestaat het dictee uit 6 woorden en een zin. De kinderen schrijven in hun dicteeschrift het nummer van de spellingcategorie boven het woord. Ze hoeven de categorienummers niet uit het hoofd te kennen, ze kunnen deze opzoeken op de categoriekaart. Tegen het eind van het klankzuivere tijdvak in klas 1, wordt gestart met het gezamenlijk nakijken van het dictee. Tot die tijd worden de dictees door de leerkracht nagekeken. Zo kan er goed zicht gehouden op wat goed en minder goed gaat. Het gezamenlijk nakijken gebeurt direct na afname van het dictee. De kinderen gebruiken hiervoor een gekleurd nakijkpotlood. De leerkracht geeft beurten en laat de kinderen verwoorden welke denkstappen zij hebben gevolgd bij het schrijven van het woord. Om welke categorie gaat het en wat is de bijbehorende regel die hoort bij dit woord(deel)? De naam van de categorie én de bijbehorende regel moeten bij het nabespreken dus altijd genoemd worden! Met het nakijkpotlood verbeteren kinderen hun fout gespelde woorden. De leerkracht controleert later of het werk goed is nagekeken en stuurt waar nodig bij.

Halverwege tweede klas- eind zesde klas
De oefendictees en de nabespreking blijven een belangrijk deel uitmaken van de spellingles. De werkwijze blijft hetzelfde. Aan bod komen:
• categoriewoorden
• werkwoordspelling
• woordsoorten
• interpunctie
• zinsdelen

De werkwoordspelling wordt al vrij snel toegevoegd aan de dagelijkse dictees. Ook daarin wordt hetzelfde principe aangehouden: een onderwerp wordt geïntroduceerd en daarna komt het dagelijks tot wekelijks terug in de oefendictees. Geleidelijk aan worden ook de andere spellinggerelateerde onderwerpen in de dictees teruggevraagd, zodat die ingeprent worden en tot de parate kennis gaan behoren. Dit kan bijvoorbeeld door in de zin een streep te laten zetten onder het gevraagde zinsdeel.

De meeste onderdelen van deze extra lesstof zullen in een vrijeschool taalperiode aangereikt en geïntroduceerd worden. Enkele onderwerpen kunnen ook op instructiemomenten wekelijks in een vakles worden geïntroduceerd. Daarmee lopen de kinderen dan als het ware voor op de ontwikkelingsstof die later in een periode dieper doorleefd zal worden. Dergelijke inhouden zijn als een vorm van preteaching te beschouwen. Het is soms nodig een bepaald begrip, bijvoorbeeld ‘werkwoord’ te kennen, omdat het voor spelling belangrijk is. Het echte besef wat de term inhoudt, zal dan in een later stadium op een gespreid bedje landen.

Controledictees
In de lagere klassen wordt eens per week en in de hogere klassen minstens eens per maand een controledictee afgenomen. Dit gebeurt zonder categoriekaart. De kinderen hoeven dan ook geen categorienummers te noteren. Zo kan de leerkracht bijhouden of het aangeleerde al voldoende geland is.
Naast de controledictees worden binnen het leerlingvolgsysteem de halfjaarlijkse spellingtoetsen afgenomen. Deze zijn bedoeld om te meten of de aangeleerde stof al diep geautomatiseerd is.