differentiatie

We maken onderscheid tussen drie groepen leerlingen:
• de instructieafhankelijke leerlingen, zij hebben baat bij extra herhaling en meer oefening;
• de instructiegevoelige leerlingen, zij hebben genoeg aan de gebruikelijke instructie om de vaardigheid onder de knie te krijgen;
• de instructieonafhankelijke leerlingen, zij kunnen toe met weinig of verkorte instructie.

De grootste groep wordt gevormd door de instructiegevoelige leerlingen. Voor deze groep is de zlkls-aanpak toereikend. We gaan ervan uit dat de instructieafhankelijke leerlingen ook bij de instructiegevoelige groep horen. Zij pakken het alleen minder snel op. Automatisering verloopt niet bij ieder mens in dezelfde tijd. Het is normaal dat de ene mens zes keer zoveel tijd nodig heeft voor het leren lezen dan de ander bijvoorbeeld. Er is geen reden aan te nemen dat dit bij spelling niet het geval zou zijn. Wat goed is voor sterk, is sterk voor zwak in dit geval. Volhouden, extra herhaling en duidelijk voordoen is van groot belang voor deze leerlingen. Zij hebben geen aangepast programma nodig, de afstand tot de rest van de klas zal dan alleen maar groter worden.

Instructie-afhankelijke leerlingen hebben het meeste baat bij een heldere, eenduidige instructie en veel herhaling daarbij. Motivatie vergroot de kans op succeservaringen, en succeservaringen opdoen motiveert sterk. Wanneer kinderen vaak hebben meegemaakt dat ze iets niet goed hadden, hun werk gecorrigeerd hebben teruggekregen, zonder te begrijpen wat ze verkeerd hadden gedaan, dan is het logisch dat in deze groep meestal de minst gemotiveerde kinderen zitten. De eerste stap in de begeleiding is dan ook om de motivatie weer terug te vinden. Op die manier kan zekerheid opgebouwd worden. Werk mag daarom nooit zomaar gecorrigeerd teruggeven worden met opmerkingen als: “Verbeter je fouten en schrijf de fout gespelde woorden drie keer opnieuw”. Het kind herinnert zich meestal niet meer hoe het heeft gedacht en zal van overschrijven van eerder fout gespelde woorden geen betere speller worden. Het beste resultaat geeft de directe feedback, samen nakijken, samen bespreken vanuit de zekerheid dat wat vandaag nog niet gelukt is, morgen zeker goed zal komen.

De instructiegevoelige en de instructieafhankelijke leerlingen maken dagelijks een dictee. De instructieonafhankelijke leerlingen hoeven niet dagelijks met dat dictee mee te doen. Zij doen wel mee met de controledictees. In de tijd dat de andere kinderen het oefendictee maken, kunnen zij andere aan spelling gerelateerde opdrachten krijgen. De kinderen kunnen meestal langere tijd aan een opdracht werken. Het is daarbij van belang dat er goede afspraken over proces en product gemaakt worden: bijvoorbeeld wanneer het werk af moet zijn, hoe er gewerkt wordt (samen of individueel) en hoe het werk er uit ziet wanneer iedereen tevreden is. Bij het geven van de opdrachten houdt de leerkracht rekening met de vijf ‘blikrichtingen’ waarmee werk voor begaafde kinderen zelf ontworpen kan worden:
• onthouden: bijvoorbeeld het uit je hoofd leren van bepaalde woorden die een uitzondering zijn op de gewone regels;
• begrijpen: bijvoorbeeld het verzinnen van meer woorden uit dezelfde categorie;
• creëren: bijvoorbeeld het maken van een versje;
• toepassen: bijvoorbeeld het overhoren van elkaar waarbij je de geleerde spelling categorieën in een keer correct toepast;
• terugkijken: het achteraf kunnen corrigeren van je eigen tekst.