menskunde

Menskundige gezichtspunten bij spelling


Op vrijescholen wordt het leerproces van de kinderen vaak weergegeven in de 7 stappen. Bij de eerste drie fases is het leren vooral een naar binnen gerichte activiteit: het kind maakt zich de lesstof in eerste instantie voor zichzelf eigen. Dan volgt na de vierde fase een omkering: het leren vindt vanaf dat moment vooral plaats in ontmoeting met de buitenwereld. Bij taal is dat: de communicatieve functie van de taal. De lesstof dient een hoger doel: ontmoeting met de ander, zelfontplooiing, zichtbaar worden wie je bent.

[Afbeelding invoegen]


Twee factoren spelen bij automatiseren een rol. Ten eerste het tempo waarmee je iets doet; als het geautomatiseerd is, kan je het snel. En ten tweede de hoeveelheid keren dat je het hebt geoefend; als je het vaak hebt gedaan, is het meer geautomatiseerd. Daarbij is het ook belangrijk dat je het steeds op precies dezelfde wijze inprent. Niet de ene dag op de ene manier en de volgende dag op een andere. Je wilt het immers niet meer via het denken laten verlopen, maar via het onbewuste handelen: de wil.

Wanneer je kijkt naar de schoolse taalvaardigheden, dan zijn er domeinen waarin het belangrijk is zo eigen mogelijk te zijn en er zijn onderdelen waarin het belangrijk is die eigenheid helemaal opzij te zetten. Dat laatste is bij spelling het geval. Sommige kinderen hebben meer moeite in het opvolgen, gehoorzamen aan regels. Spelling heeft vooral te maken met afspraken, regels. Spellingonderwijs is vooral onderwijs in het leren aanvaarden, opvolgen van de conventies. Soms heeft het niet kunnen spellen dan ook niets met taalvaardigheden te maken, maar is het meer constitutioneel. Het kind heeft bijvoorbeeld meer dan gemiddeld moeite met gehoorzaamheid. We noemen hen eigenwijs, afgeleid of eigengereid. Deze kinderen zijn misschien zo eigen en authentiek mogelijk, alleen in het verkeerde domein. Ze stellen zich op zoals we dat van hen verwachten bij bijvoorbeeld het schrijven van een gedicht. De ene mens voegt zich gemakkelijker naar regels en afspraken dan de ander. Denk daarom niet te snel aan dyslexie of taalzwakte als een kind moeite heeft met spelling. Ook heel taalvaardige kinderen kunnen veel moeite hebben met spelling. Ieder kind kan leren spellen.

Er is geen relatie tussen de intelligentie van een kind en het vermogen de spelling te kunnen toepassen. Kinderen met concentratieproblemen of weerzin tegen regels hebben het nodig om goed te begrijpen waarom ze de spellingregels zouden moeten leren: dan word je beter begrepen. De volgende vuistregel kan hen daarbij helpen. Aan hoe meer van de onderstaande criteria een tekst voldoet, hoe belangrijker correcte spelling is:
• de tekst gaat lang mee;
• de tekst wordt door veel mensen gelezen;
• de wordt door onbekende mensen gelezen.