Visie van de vrijeschool op spelling
We gaan uit van taalgebruiksonderwijs. Dit is taalonderwijs waarin het taalgebruik van kinderen zelf in allerlei functionele situaties het werkmateriaal is voor de taallessen. Taalleren betekent in deze opvatting: kinderen in de gelegenheid stellen tot actief taalgebruik in een rijke leeromgeving waarin ze worden uitgedaagd tot het gebruiken van taal met allerlei verschillende functies.
Spelling is een voertuig voor de taalontwikkeling, maar is feitelijke gezien geen taalvaardigheid. Het is een belangrijk instrument om de taalontwikkeling tot bloei te laten komen. Net zo goed als dat het technisch lezen een belangrijk instrument is om te kunnen begrijpen wat je leest. Bij spelling is het van belang om de afspraken zoveel mogelijk te leren automatiseren, zodat je je gedachten vrij kunt vormen over wat je wilt schrijven en hoe je dat het beste zou kunnen uitdrukken. Spelling hoort thuis in de laatste fase van het schrijfproces, vergelijkbaar met de redactiefase.
Automatiseren zorgt ervoor dat het denken minder belast wordt. Het denken komt vrij voor andere activiteiten. Als een vaardigheid geautomatiseerd is, biedt dat ruimte aan meer eigenheid, meer creatieve impulsen. Dat is bij spellen niet anders. Door de techniek te automatiseren, hoeven we niet bij ieder woord na te denken hoe we het moeten schrijven en kunnen we onze gedachten de vrije loop geven bij het schrijven van een tekst.
Periodeonderwijs
In klas 1 en 2 zal spelling vaak in een taalperiode worden aangeboden. Een periode is een lessenserie waarin gedurende drie of vier weken in blokuren wordt gewerkt. De periode kent instructie- en verwerkingsopdrachten waarbij kinderen gevoelsmatig worden aangesproken (voelen), denkend en begrijpend actief zijn (denken) en bezig zijn met automatisering en beweging (willen). Omdat spelling geen echte taalvaardigheid is, zal de meeste inhoud van spelling in de hogere klassen in vaklessen wekelijks worden geïntroduceerd en dagelijks worden onderhouden en ingeoefend. Zo blijven de taalperiodes beschikbaar voor taalinhouden.
Vanaf klas 3 kunnen in de taalperiodes wel spellinggerelateerde onderwerpen aan bod komen:
• Klas 3: interpunctie en woordsoorten
• Klas 4: werkwoorden en het beleven van de tijd
• Klas 5: directe en indirecte rede uitbreidingen werkwoordstijden
• Klas 6: taalkundig en redekundig ontleden
Deze onderwerpen worden vanuit de beleving aangeleerd. In een zinvol geheel. De inhoud hoeft maar een klein deel parate kennis voor iedere leerling te worden. In de ontwikkelingsstof wordt de relatie met de ontwikkelingsfase van het kind in denken- voelen en willen gelegd. We noemen ze hier wel omdat deze inhoud net als spelling onder het domein taalbeschouwing valt, maar gaan er niet dieper op in.